Het werden drie katers en een poesje en ze kregen, hoe kan het anders, Italiaanse namen. Chiara, Lupo, Fiero en Giotto.


Dus worden de katertjes hier thuis (en misschien wel in hun verdere leven) genoemd:
BLINX, FLINT en SINDER
(voor de niet insiders: allemaal figuren uit Xbox spellen!)
Zaterdag aan het eind van de middag kwam Pipeline aangestrompeld, weer eens helemaal verstijfd na het gevecht dat ik ‘s morgens vroeg in de verte hoorde. De voorgaande nachten werd ik al een paar keer wakker door het gegrom van de op ons bed liggende poezenbeesten. Gevieren stormen we dan naar buiten, ik voorop, Kleintje blijft altijd een voetlengte achter me en Pipeline en Leon komen niet verder dan de stoep, waar ze veilig blijven wachten hoe het gevecht zich verder zal ontplooien. Maar er ontplooit zich niets en meestal zien we nog net een donkere poezenschaduw in de verte verdwijnen. Groot is hun bewondering als we even later weer ongeschonden terugkomen. Waarna ik weer naast Ellis, die door elk gevaar heen slaapt en niets gemerkt heeft, kruip. Voor mij is het een altijd weer leuk spelletje.
Maar de nacht erop was er iets anders aan de hand, zelfs Ellis werd wakker en dacht dat er iemand door het huis liep. Gebonk en gekras, en nog wel in háár werkkamer. Niet helemaal gerust ging ik kijken. Het bleken Leon en Kleintje die ergens omheen sprongen, een vroege slang? Ik was laf, wilde het niet weten, krabde mezelf eens en ging terug naar bed. Toen klonk er opeens een akelige gil. Onvervaard weer terug, er waren geen smoesjes meer mogelijk er moest opgetreden worden, licht aan en: een steenuiltje, dat door mijn komst nog meer in paniek raakte en tegen het raam vloog. De trotse poezen waren stomverontwaardigd toen ik ze de kamer uit-bonjourde. Zo’n mooi uiltje en ze mochten er niet eens mee spelen!
Gauw het raam opengezet, het uiltje was ondertussen op de oude marmeren schoorsteen gaan zitten en keek me bijna oplettend aan. Ik zou zelfs kunnen fantaseren dat we even contact hadden. Ooit had ik een poes die, als ik haar toeriep dat ze iets niets mocht, als een blok bleef zitten, me aankijkend en wachtend door ik haar aan het verstand had gebracht wàt ze niet mocht. Die blik was het. Het was of ze ergens op wachtte. “Ga maar” zei ik en bijna als vanzelfsprekend vloog ze met lange vleugelslagen het raam uit. M’n stomme verbazing kwam pas later.
De volgende ochtend vond ik een borstveertje bij het kattenluik, er brandde die nacht een lamp die anders uit was op het erf. Misschien was het uiltje verblind en zag de opspringende kat, ongetwijfeld Kleintje, niet toen het in het lamplicht insecten aan het vangen was.
Groeten
Ellis en Fré